Ik adem in, de tijd dringt binnen,
ik adem uit, de tijd vervaagt.
De ademstroom ontleedt de zinnen
waarin een woord de kern raakt.
Ik wacht en ben in ziel en wezen
een zoekende van het moment.
De toekomst is een hypothese,
de nieuwe dag nog onbekend.
Ik wil me niet in tijd verliezen,
de schemering raakt ‘t donker aan,
de dageraad mocht reeds ontwaken,
het nieuwe jaar is opgestaan!
Met angst èn hoop stap ik weer binnen
in deze tomeloze tijd.
Ik bid dat Liefde het zal winnen
van ‘n uitzichtloze oorlogsstrijd.