reis in coupé,
Couperus mee,
neem waar
met mijne ogen.

het kleurenspel
en schaduwkant,
vergane tijd,
vervlogen .

aan d’achterkant
van Hollands Spoor,
rijst hoog en hoog
verheven.

de hogeschool,
het UWV,
in lijnenspel
verweven .

de mensentred
van haast’ge spoed,
in jong en oud
belegen.

gemengde teint
in wit, bruin, zwart,
cultuur
aanééngeregen.

waar is de mens,
gehuld in rok
kostuum, zo vaak
gedragen?

Couperus’ geest
reist door Den Haag,
er rijzen
zoveel vragen.

Den Haag, mijn lief,
mijn lief Den Haag,
in woord
wil ik u vangen.

In letter, taal,
in diepe zin,
mijn ziel
blijft aan u hangen.



Gedicht in het kader van het project Gedichten over Couperus en Den Haag van de Haagse Poezieroute.