Zij is puur,
eerlijk en bescheiden.
Haar ziel leeft in het nu,
haar ogen blikken vooruit,
verwachtingsvol naar wat komt.

Haar schoonheid
zit niet in uiterlijkheden,
maar ligt verborgen in haar hart.
Zij heeft een zacht en stil gemoed,
is als een sieraad,
onvergankelijk en kostbaar
in zijn ogen.



(Tweede strofe n.a.v. 1 Petrus 3:3-4)